Een nieuwe studie in het wetenschappelijk tijdschrift Science toont aan dat het hepatitis B-virus (HBV) niet zoals gedacht aan zijn verspreiding begon in het neolithicum, toen de eerste mensen zich permanent gingen vestigen. De verspreiding startte al veel eerder bij de jagers-verzamelaars van het vroege holoceen, de eerste wat warmere periode na de laatste ijstijd.
Een groot internationaal team van wetenschappers, onder leiding van enkele vorsers van het Duitse Max Planck Institute for the Science of Human History, onderzocht de evolutie van het genoom van het HBV aan de hand van 137 Europese, Aziatische en inheems Amerikaanse hepatitispatiënten waarvan de oudste dateert van 10.500 jaar geleden en de jongste van 400 jaar geleden. Aan het onderzoek werkten ook twee onderzoekers van het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen (KBIN) mee.
Belgische exemplaren
Het onderzoeksteam kon beschikken over genetisch materiaal van twee Belgische skeletmonsters. Het ene monster kwam van een mesolithisch skelet van de Petit Ri-site in Malonne bij Namen, gedateerd op 9270 jaar oud, dat bewaard wordt in de collecties van het KBIN. Het tweede was een tand afkomstig van een individu dat begraven was op het Sint-Romboutskerkhof in Mechelen, met een datering tussen de late 15de en de vroege 17de eeuw. Bij eerder onderzoek was bij dat individu hepatitis B vastgesteld. Dat skelet bevindt zich in het onroerenderfgoeddepot van stad de Mechelen. De studie toont andermaal het belang van natuurwetenschappelijke collecties.
Het onderzoek wees uit dat de verspreiding en de evolutie van het virus bekende migratiestromen van mensen uit die laatste tien millennia weerspiegelen. Ze geven ook nieuwe inzichten in onbekende migratiepatronen. De hedendaagse genetische lijnen van het HBV zijn opgedeeld in negen genotypes, waarvan er twee dominant zijn in de inheemse Amerikaanse populatie. Waarschijnlijk werd het virus meegenomen door de eerste Aziatische migranten naar Amerika op het einde van de ijstijd. De studie toont ook aan dat het virus tienduizend jaar geleden al wijd verspreid was in Europa.
Al bij jager-verzamelaars
‘Van veel pathogenen wordt gedacht dat ze aan hun opmars begonnen toen tijdens het neolithicum de eerste grote nederzettingen ontstonden’, zegt co-auteur Johannes Krause, directeur van het Department of Archaeogenetics van het Max Planck Institute for Evolutionary Anthropology. In het geval van hepatitis B klopt dat niet helemaal, al ontstonden er vanaf het neolithicum nieuwe genetische lijnen, die zich voor zeker vierduizend jaar over vooral het westelijke deel van Eurazië zouden verspreiden onder de vroege landbouwgemeenschappen.
In de tweede helft van het tweede millennium voor onze jaartelling daalt de genetische diversiteit van het HBV. Het is de tijd van grote culturele verschuivingen en de teloorgang van grote bronstijdbeschavingen ten oosten van de Middellandse Zee. Sommige genetische lijnen van het prehistorische hepatitis-DNA raakten in die periode in de verdrukking, andere bleven tot vandaag min of meer ongewijzigd. De voorbije decennia dook echter uit het niets een oude prehistorische viruslijn terug op bij HIV-patiënten. De reden daarvoor is nog onbekend.
Hepatitis B, een leverontsteking, is een wereldwijd gezondheidsprobleem dat jaarlijks zo’n miljoen doden veroorzaakt.