De geschiedenis van onze gebouwen
Het verhaal van het Instituut staat geschreven in de gebouwen die het bewoont.
Van het Paleis van Nassau tot het Klooster van de Redemptoristen in het Leopoldpark: we vertellen het verhaal van de bouwstenen en het cement die onze collecties, onze wetenschappers en onze museumstukken door de jaren heen onderdak boden.
Nu het volledige Museum is gerenoveerd, kunnen bezoekers niet alleen de rijke diversiteit van onze collecties bewonderen, maar ook een opvallende variatie in architecturale stijlen. Achter de uitgesproken modernistische gevel van onze toren schuilen niet alleen de indrukwekkende smeedijzeren elementen van onze eclectische Janlet-vleugel, maar ook een 19e-eeuws neoromaans klooster.
Een paleiselijk begin
In bijna twee eeuwen tijd hebben onze collecties een afstand van twee kilometer afgelegd, van de ene thuis naar de andere. Het gebouw dat onderdak bood aan het oorspronkelijke Museum lag niet in het Leopoldpark, maar bevond zich bovenaan wat we vandaag kennen als de Kunstberg: het Paleis van Nassau. Het paleis was de Brusselse verblijfplaats van prins Karel Alexander van Lotharingen, wiens rariteitenkabinet de basis legde van de oorspronkelijke museumcollectie.
De natuurwetenschappen hebben inmiddels plaats geruimd voor boeken: vandaag wordt het paleis gebruikt voor de tijdelijke tentoonstellingen van de Koninklijke Bibliotheek van België. Tot op vandaag blijft het een opmerkelijk gebouw. Zo vind je op de vloer van de rotonde op de eerste verdieping een rozet met 28 Belgische marmersoorten uit de oorspronkelijke verzameling van de prins. Het is de enige overblijvende link van het paleis met onze uitgebreide collectie minerale gesteentes.
Thuiskomen in Elsene
Door de snelle uitbreiding van onze collecties barstte het Paleis van Nassau al snel uit zijn voegen. In 1880 vond de overheid een nieuwe thuis voor het Museum: het redemptoristinnenklooster in het Leopoldpark. Architect Emmanuel Cels had er een groot klooster met kapel ontworpen voor de zusters. De kapel werd nooit gebouwd en de zusters namen nooit hun intrek in het Leopoldpark, ze kozen ervoor naar Mechelen te verhuizen. Toch bleken zelfs de uitgestrekte kloosterzalen niet groot genoeg om de volledige museumcollectie te huisvesten en werd een nieuwe vleugel gebouwd.
In 1891 opende het Museum zijn deuren in het kloostergebouw. In datzelfde jaar begon architect Emile Janlet aan de bouw van een nieuwe vleugel.
Opschalen
De eeuwwisseling ging in België gepaard met bouwwoede. De opkomst van de industrie in de jaren 1800 bracht welvaart naar het land, die we terugvinden in de architectuur van toen. Denk maar aan de extravagante triomfbogen van het Jubelpark, die nog in aanbouw waren toen de Janlet-vleugel ontworpen werd. Die weelderigheid valt nog steeds op in onze huidige Galerij van de Dinosauriërs, met dank aan Janlets eclectische ontwerp, zijn ritmische gebruik van smeedijzer en de complexe marmeren mozaïeken.
Ook de transformatie van Koninklijk Natuurhistorisch Museum tot Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen werd in de verf gezet met een nieuw uitbreidingsproject. Door de aanhoudende toename van onze onderzoeksactiviteiten drong de bouw van een toren zich op, waar alle laboratoria voor onze onderzoekers in ondergebracht zouden worden, naast een nieuwe vleugel voor onze geologische dienst. In de jaren 1930 werd modernistisch architect Lucien De Vestel aangeduid voor het ontwerp, al zou het project decennialang aanslepen als gevolg van de Tweede Wereldoorlog en een aantal financiële uitdagingen.
De opening van de Galerij Levende Planeet op de bovenste twee verdiepingen van onze historische kloostervleugel in 2020 betekende het einde van twee decennia opeenvolgende renovatieprojecten.Eindelijk konden alle galerijen hun deuren openen voor het publiek. De kloostervleugel staat nu volledig in het teken van de biodiversiteit op aarde, en voor het eerst wordt de ruimte gevuld met natuurlijk licht dankzij de dakramen. Naarmate duurzaamheidsnormen strenger worden en een kleinere ecologische voetafdruk steeds crucialer, zullen we moeten uitkijken naar een duurzamer gebouw, ongetwijfeld nog voor onze 200e verjaardag er aankomt.