Verrassende gast op het strand van Oostende: een jonge Klapmuts

05/09/2025
Jonge Klapmuts, Oostende, 21 augustus 2025 (Beeld: Oededuukker)

Een jonge Klapmuts die op 21 augustus werd gefotografeerd op het strand van Oostende was het vijfde gedocumenteerde geval van deze noordelijke zeehond in België. Het dier werd echter pas de volgende dag herkend. Tegen die tijd had het al de zee weer opgezocht, om niet meer te worden teruggezien. Of toch?

Kelle Moreau

Op donderdagavond 21 augustus fotografeerde een vaste bezoeker van de Oostendse stranden een jonge zeehond op de Oosteroever. Zeehonden zijn tegenwoordig geen zeldzaamheid aan onze kust. Ten westen van de Oostendse havenvaargeul ligt zelfs een vaste rustplaats waar zowel Gewone als Grijze zeehonden regelmatig te zien zijn. De waarnemer dacht dan ook dat hij een jonge Grijze zeehond had vastgelegd. Altijd leuk om tegen te komen, maar intussen dus niet meer uitzonderlijk.

Pas de volgende dag, toen de foto’s op sociale media circuleerden, werd duidelijk dat het om een veel zeldzamere soort ging: een jonge Klapmuts (Cystophora cristata), een zeehond uit de verre, ijskoude wateren van het hoge noorden. Het dier oogde gezond, maar ondanks zoektochten van natuurliefhebbers en specialisten van het Instituut voor Natuurweten-schappen werd het nadien niet meer teruggevonden. In welke richting de jonge Klapmuts zijn tocht vervolgde, en of hij nog terug zou opduiken, was op dat moment onbekend.

Jonge Klapmuts, Oostende, 21 augustus 2025 (Beeld: Oededuukker)

Wie is de Klapmuts?

De Klapmuts is een zeehond uit de Noordelijke Atlantische Oceaan en de Noordelijke IJszee, van Spitsbergen tot de oostkust van Canada. De grootste populaties komen voor tussen Groenland en Canada, met ook een belangrijke voortplantingszone nabij het vulkanische eiland Jan Mayen (Noorwegen).

Anders dan onze vertrouwde Gewone en Grijze zeehonden leeft de Klapmuts meestal verder van de kust, jaagt in diepere en koudere wateren en houdt zich vaak op bij drijvend pakijs. Jongen worden daar geboren tussen maart en mei. Hun zoogtijd is opmerkelijk kort, de kortste van alle zoogdieren. In amper vier dagen krijgen de pups zoveel vetrijke moedermelk binnen dat hun gewicht bijna verdubbelt. Daarna zijn ze zelfstandig en leggen ze al snel grote afstanden af in zee.

Jonge dieren zoals het Oostendse exemplaar hebben een blauwgrijze rug en een lichte buik, waardoor ze ook wel “blauwruggen” worden genoemd. Het typische klapmutskenmerk, een zwarte huidzak die volwassen mannetjes kunnen opblazen tot de grootte van hun kop, is bij jonge dieren nog niet zichtbaar.

Jonge Klapmuts, Oostende, 21 augustus 2025 (Beeld: Oededuukker)

Belgische Klapmutsen

Dat iemand op een zomerse avond zomaar een klapmuts kon fotograferen op een Belgisch strand, toont hoe verrassend de natuur soms kan zijn. Waarom dit jonge dier in Oostende opdook, blijft een raadsel. Het is verleidelijk te denken aan veranderingen in het noordelijke leefgebied, bijvoorbeeld door klimaatverandering, maar harde bewijzen ontbreken. Maar ook het tegendeel kan niet worden aangetoond.

Wat wel zeker is, is dat het niet de eerste keer is dat België bezoek krijgt van een Klapmuts. Eerdere waarnemingen dateren uit 1987, 1999, 2000 en 2003. De eerste was meteen de bijzonderste, een volwassen vrouwtje dat de Schelde was opgezwommen en eerst bij Gent werd gezien om later bij Doornik te worden gevangen. Ze werd ondergebracht in Zoo Antwerpen en vervolgens in Zeehondencentrum Pieterburen (Nederland), maar overleed snel.

In de andere drie gevallen ging het om jonge dieren: een mannetje in Heist (1999), een vrouwtje in Knokke (2000) en een mannetje in Middelkerke (2003). Ze waren allen verzwakt en werden opgevangen in SeaLife. Enkel het dier uit 1999 overleefde zijn zuidelijke avontuur en kon in januari 2000 weer worden vrijgelaten in de Noordzee.

Dat het doorgaans slecht afloopt voor jonge Klapmutsen die zo ver zuidelijk opduiken werd helaas ook geïllustreerd door het recente exemplaar in Oostende. Op 1 september dook deze immers weer op, ditmaal in het Nederlandse Rockanje. Na een observatieperiode van 24 uren werd het op 2 september opgevangen in het zeehondencentrum A Seal in Stellendam, waar het intussen ook overleed.